Al 32 jaar doet Servais Verherstraeten aan politiek. Sinds 1995 zetelt hij als volksvertegenwoordiger in de Kamer, waar hij een reputatie verwierf als dossiervreter met een uitgesproken interesse voor de Belgische staatshervorming. De voorbije jaren wierp hij zich op als de toponderhandelaar voor de CD&V bij de regeringsonderhandelingen. Dat leverde hem in 2011 al een job als staatssecretaris op. Ook na de succesvolle afronding van de onderhandelingen dit najaar werd hij als een gedoodverfde kandidaat voor een ministerpost naar voren geschoven. Totdat CD&V-voorzitter Joachim Coens hem na het partijcongres even apart nam en meedeelde dat er anderen met de prijzen gingen lopen.

Dat moet toch hard aankomen. U hebt maanden mee onderhandeld over een regeerakkoord. Nadien prijkte uw naam op alle lijsten van grote kanshebbers op een ministerpost. Maar dan vist u achter het net. Stank voor dank, zouden anderen zeggen.

Servais Verherstraeten: Wel ja: politici kan je vergelijken met voetballers. Er kunnen er maar elf op het veld staan. Als jouw partij de verkiezingen niet wint, heb je minder plaatsen te verdelen. Ook was binnen de partij de roep naar vernieuwing groot. Ik heb inderdaad mijn uiterste best gedaan tijdens die onderhandelingen.

Fysiek is dat ook een zware slijtageslag geweest. Maar ik liet mij het hoofd niet op hol brengen door de lijstjes die in de kranten verschenen. Ik hield er rekening mee dat ik geen minister zou worden. Het is een publiek geheim dat ik altijd ambities heb gehad. Maar ik ben niet de man die wild op de tafel gaat slaan en van zijn voeten gaat maken. Dat zal allicht onze Kempense aard zijn die ons ook op dat vlak parten speelt.

Je moet ambitie hebben, vind ik, maar niet ten koste van alles. In 2011 was ik erbij. Maar in 2015 niet, en toen heeft dat me wel serieus pijn gedaan. Mijn kiesuitslag was schitterend. Ik had na Bart De Wever de meeste voorkeurstemmen. Ik heb het er toen een tijd moeilijk mee gehad dat ik aan de kant geschoven werd. Nu had ik er meer rekening mee gehouden en heb ik er meer vrede mee. Trouwens, het fractievoorzitterschap van een partij is geen irrelevante job in de Belgische politiek. Bij de belangrijkste beslissingen van de partij zit ik mee aan tafel en kan ik mijn gedacht zeggen. Het voordeel van de Kempenaars is dat ze niet rancuneus zijn. Je moet in het leven ook vooruitkijken en niet achteruit. Ik blijf een belangrijke rol spelen en heb nog invloed.

In een krantencolumn werd u omschreven als “een kleurloze partijsoldaat”, iemand zonder persoonlijke standpunten.

Ik vind dat een CD&V’er nooit het conflict moet opzoeken, maar juist moet oplossen. Als ik even onbescheiden mag zijn - en dat ben ik vaak (lacht) - dan denk ik inderdaad dat ik een compromiszoeker in de partij ben. Maar ook buiten de partij heb ik zeer goede collega’s met wie ik vertrouwelijke gesprekken kan voeren. Johny Vansevenant (VRT-radiojournalist, red.) heeft ooit eens het volgende tegen mij gezegd: “De beste knechten van Eddy Merckx waren Kempenaars. Het ligt in jullie aard om je in te zetten voor anderen. En jullie zijn zeer loyaal.” Merckx had hem dat ook zo verteld. Vansevenant vond dat hij die eigenschap ook bij mij ervaarde.

Maar aan de andere kant: knechten cijferen zich ook altijd weg ten voordele van een kopman en missen daardoor soms een eigen carrière.

Je kan moeilijk zeggen dat ik me heb weggecijferd. ik ben staats­secretaris geweest en mag ondertussen al tien jaar fractieleider zijn.

U wordt vaak het front ingestuurd als er moeilijke onderhandelingen gevoerd moeten worden. Is onderhandelen een van uw politieke ­talenten?

Ik vind het heel belangrijk dat je iedereen in zijn waarde laat. Dat is cruciaal in het leven. Ik heb ooit van mijn leermeester zaliger Bob Van Rompaey (voormalig burgemeester van Mol en volksvertegenwoordiger, red.) geleerd: “Servais, het is belangrijk wát je zegt, maar nog veel belangrijker hóe je het zegt”. Dat is mijn lijfspreuk geweest in mijn professionele leven. Ik heb in de politiek alleszins het volgende geleerd: als je de mensen grof aanpakt, keert dat vroeg of laat als een boemerang in je gezicht terug als je die mensen nodig hebt. In veel landen is er een versplintering van partijen en is het noodzakelijk om compromissen te sluiten. Maar dat maakt het politieke leven er zeker niet makkelijk op.

De regeringsvorming heeft uiteindelijk maar liefst 477 dagen aan­gesleept. Kreeg u niet vaak te ­horen dat het ongehoord lang duurde voor er een federale ­regering tot stand kwam?

De kritiek was vaak bikkelhard en ik begrijp die ook. Maar ook in andere Europese landen duurt het vaak lang en heeft men minderheidsregeringen. De kiezer deelt de kaarten uit. Maar als je ze heel verspreid uitdeelt, wordt het kaartspel ook zeer moeilijk. Dat is geen excuus, want het is onze verantwoordelijkheid om ook met moeilijke kaarten te spelen en slagen proberen binnen te halen. Ik denk ook dat de sociale media het er niet makkelijker op maken. Alles wordt nog scherper gesteld en moet nog sneller gebeuren. De lange onderhandelingsperiode in 2010-2011 ging nog over de staatsstructuur. Dat was geen verloren tijd.

Nu had ik wel de indruk dat we tijd aan het verliezen waren. Het ging vaak meer over personen dan over inhoud. Ik ben er niet fier op en ben blij dat die periode achter de rug is en dat we een regering hebben.

Ligt u wakker van die scherpe ­kritieken op sociale media?

Als je lang in de politiek zit, wordt je vel uiteraard wel wat dikker. Maar je bent er ook niet totaal ongevoelig voor. Wanneer ik scheldtirades over me heen krijg, ben ik daar niet zo van onder de indruk. Je krijgt als politicus wel wat drek over je heen en daar moet je mee kunnen omgaan. Ik ben ook niet boos als mensen hun gal eens uitspuwen. Dat mogen ze best doen. Maar ik ben meer onder de indruk van een gemotiveerde kritiek. De opmerkingen over het uitblijven van een regering waren niet meer dan terecht.

Een grote groep mensen kan zich niet vinden in deze regering. Ze ­oordelen dat de grootste overwinnaar - met name Vlaams Belang - buitenspel is gezet. “Deze regering vertegenwoordigt de Vlaming niet”, stellen ze.

Wie is “de” Vlaming? Ik vind het jammer dat we niet met de N-VA kunnen regeren, maar sta volledig achter de huidige meerderheid. Ik betreur geenszins dat we niet met Vlaams Belang besturen. Daar trek ik een lijn. Die partij verschilt in het niets met het Vlaams Blok van vroeger. Ik voel me niet verplicht om met partijen samen te werken die de bestaande spanningen tussen mensen uitvergroten en mensen tegen mekaar opzetten. Maar dat wil niet zeggen dat je de zorgen van hen niet ter harte moet nemen en er een antwoord op moet geven. Overal heb je het probleem dat burgers geen vertrouwen meer in de politiek hebben. Ik denk dat het onze opdracht is om dat terug te winnen. Er zijn zorgen over asiel en migratie. Je kan die niet negeren. Het komt neer op uitleggen en nog eens uitleggen en ook met de nieuwe media communiceren.

U zei net dat de regeringsonderhandelingen ook fysiek een uitputtingsslag waren.

De laatste dagen zat ik op hotel. Je kruipt midden in de nacht in je bed en om 9u zit je terug aan de onderhandelingstafel. Na een tijd begint dat fysiek door te wegen. Je voelt ook het stockholmsyndroom opkomen (gijzelaars worden na verloop van tijd verliefd op hun gijzelnemers, red.). Nu ja: je tegenstanders graag zien wil ik ook niet zeggen. (lacht) Maar je moet met hen wel constant deals sluiten. Op het laatst blijven natuurlijk de zwaarste dossiers liggen en die discussies eindigen altijd een kot in de nacht. Op dat moment hebben Magnette en De Croo besloten dat er alleen nog onderhandeld zou worden met de partijvoorzitters, die nog elk één iemand van hun partij mochten aanduiden. Ik heb samen met ­Joachim Coens de laatste knopen doorgehakt. Je komt daar altijd gefrustreerd uit omdat je sommige dingen binnenhaalt en andere niet. Ik heb toen iets gedaan wat ik nooit had mogen doen. Rond 6u ‘s morgens waren we klaar en omdat ik geen hotel meer geboekt had, ben ik onmiddellijk in mijn auto gestapt en naar huis gereden. Op het laatst heb ik de ramen van de wagen moeten openzetten. Het was eigenlijk totaal onverantwoord. Je bent een zombie. Ik heb dan ‘s avonds nog het partijcongres moeten voorzitten om het akkoord te verdedigen.

Kortom: politiek is een hondenstiel.

Als je in de politiek zit, moet je het geluk hebben dat je partner dat aanvaardt. Dat geluk heb ik. Politiek is geen beroep, politiek is een passie. De dag dat de passie of de goesting er niet meer is, moet je ook stoppen, want dan zie je tegen elke inspanning aan. “Het is 10% inspiratie en 90% transpiratie”, zei Louis Tobback. Je kan niet voor 90% zweten als je niet gepassioneerd bent.

U zit nu al 42 jaar in de politiek. Al op uw 28ste werd u gemeenteraadslid in Mol. Gaat u dit tot uw 65ste volhouden?

In de politiek is er één zekerheid: dat alles onzeker is. Ik heb het geluk om nog gezond en gepassioneerd te zijn. Ik ben natuurlijk geen jonge snaak meer. De tachtig van Herman De Croo wil ik niet evenaren. (lacht)

We kunnen het niet onbesproken laten. Dit jaar was natuurlijk ook het jaar van corona. Heeft het virus ook toegeslagen in uw familie of vriendenkring?

Mijn naaste familie is niet getroffen. Gelukkig maar. Maar iedereen is links of rechts wel geconfronteerd geweest met iemand die door het virus getroffen is. Of het mijn leven heeft veranderd? Zonder meer. Een politicus komt zelden vóór 23u thuis. Dit jaar is dat wel anders geweest. Ik was veel meer thuis. Mijn vrouw zegt: “Ik heb hem het voorbije jaar meer gezien dan de voorbije dertig jaar samen.” We zijn dertig jaar getrouwd. We hebben tijdens de eerste golf alle twee een elektrische fiets gekocht en een kaart met fietsknooppunten en zo de mooie Kempen ontdekt. Bij de tweede golf hebben we stapschoenen gekocht.

Opmerkelijk was dat de Kempenaars zich verzetten tegen de strengere maatregelen van gouverneur Cathy Berx. Ze vonden dat ze niet moesten opdraaien voor de slechte cijfers in de stad Antwerpen.

Ik heb Cathy in die periode daarover ook aangesproken. De slechte cijfers waren er inderdaad vooral in en rond Antwerpen, waardoor de strengere maatregelen in de Kempen niet nodig waren. Maar het is natuurlijk aartsmoeilijk om grenzen te trekken. Want elke grens blijft voor discussie vatbaar. Achteraf is gebleken dat die maatregelen echt wel nodig waren om de dramatische cijfers te doen dalen. Maar in de tweede golf waren de cijfers hier ook niet goed.

Nog een vraag over de Kempen: deze regering wil een kernuitstap in 2024. Wat gaat dat betekenen voor de nucleaire bedrijven in uw thuisbasis Mol?

De nucleaire uitstap zet me inderdaad voor een dilemma. Mijn persoonlijk standpunt wijkt immers af van dat van de partij. Maar ook dat is politiek, en dat moet je aanvaarden. In november 2021 moet de teerling definitief vallen. Als het zonder kernenergie kan, zijn we overeengekomen dat die uitstap zal plaatsvinden. Als de uitstap onmogelijk is vanwege de bevoorradingszekerheid, moeten de twee kerncentrales openblijven.

Maar belangrijk is dat we tijdens de onderhandelingen het specifiek over het SCK en Myrrha gehad hebben. We hebben expliciet in het regeerakkoord gezet dat de knowhow en de expertise hier moeten blijven. Het SCK is ook belangrijk voor de ruimtevaart en voor kankeronderzoek. We zullen voor die tewerkstelling moeten blijven knokken. Dit is een belangrijke economische pool voor onze regio. Dat kroonjuweel mogen we niet afgeven.

Zijn er eigenlijk buiten u nog Kempense politici in Brussel? We hebben de indruk dat er vroeger meer vertegenwoordigers waren. Je had Jos Dupré, Jef Sleeckx, Jan Peeters, Jos Geysels …

Het is voor Kempenaars niet evident om aan de bak te komen in provinciale kiesomschrijvingen. Je hebt de stad Antwerpen en Mechelen die bij lijstvorming zwaarder doorwegen. Maar het is niet omdat het niet makkelijk is dat het niet mogelijk is. Ik roep de jonge generatie Kempense politici op om ambitieus te zijn.

Politiek is vallen en opstaan. Ook ik ben wel eens gevallen, maar je moet terug recht. Zonder namen te willen noemen: ik zie in onze partij wel een aantal mensen opkomen. Er is wel een verschil met vroeger. Wij zijn nog opgevoed met de boodschap: “Je moet vooruit in het leven”. Ik ervaar bij collega’ s van de jongere generatie dat ze nog vooruit willen, maar daarnaast ook veel belang hechten aan immateriële zaken zoals hun gezin en vrienden. Dat is ook belangrijk. Als je - zoals ik - al meer dan dertig jaar aan politiek doet, zijn de eerste slachtoffers je gezin en je vrienden. Vriendschap moet je onderhouden, maar als je weinig tijd hebt, schiet dat erover. Dat is de keerzijde van je engagement. Maar daartegenover staat dat ik heel veel mensen heb mogen ontmoeten. Ooit zal er wel een dag komen dat ik de politiek verlaat en dan neem ik die draad weer op.

Ook dit jaar was u weer een favoriet slachtoffer van cartoonisten. Raakt het u nog als ze de spot ­drijven met bijvoorbeeld uw ­opmerkelijke lach?

Ik vrees dat ik die lach al in mijn kindertijd had. (lacht) Humor brengt de politiek dichter bij de mensen en maakt je ook wat menselijker. Ik ben dit jaar zelfs vermoord.

Juist ja! Dat waren we al vergeten. Schrijver Vitalski heeft een boek geschreven met als expliciete titel: De moord op Servais Verherstraeten. Had hij u vooraf verwittigd?

Nee, Vitalski had vooraf mijn toestemming niet gevraagd. (lacht) Maar ik kan me als christendemocraat troosten met de gedachte dat er een leven is na de dood. Ik ben nog springlevend, hoewel men een moord op mij gepleegd heeft. (lacht uitbundig) Een politicus heeft de media nodig. Er moet over hem gesproken worden. Slechte publiciteit is ook publiciteit. Maar er zijn natuurlijk grenzen. Het is allemaal goed bedoeld. Als er op een respectvolle manier met je gelachen wordt, is dat aangenaam. We moeten ons vak serieus nemen, maar onszélf niet te serieus.

Tot slot: is er een moment uit het voorbije jaar dat er voor u uitspringt?

(denkt even na) Tijdens de carnavalsvakantie had ik op kantoor twee toppers uit de farmaceutische sector op bezoek. We hoorden toen al over corona in China, maar hier was er toen nauwelijks aandacht voor. Ik heb toen die ­virusdreiging erg geminimaliseerd, maar merkte wel een bedenkelijke blik in hun ogen. Een paar weken later heb ik die blik pas kunnen vertalen. Ze wisten toen al veel meer dan ik. Ik neem het me nog steeds kwalijk dat ik die blik niet heb onderkend, waardoor we eerder hadden kunnen aandringen op de ernst van de situatie. We hebben als politici te laat gereageerd. Dat is een ontgoocheling. Maar de kracht van de mensen heeft aangetoond dat we collectief nog maatregelen kunnen aanvaarden en hierdoor resultaten kunnen boeken. Solidariteit kan grenzen verzetten. Dat geeft ook hoop.

Stijn Janssen