Een regeringsonderhandeling behoeft een neutrale arbiter
Het recente debacle rond de verkenners in Nederland toont de noodzaak van een neutrale arbiter bij regeringsonderhandelingen. Dat zegt CD&V-Kamerfractievoorzitter Servais Verherstraeten, die zelf verschillende regeringsformaties van dichtbij meemaakte.
Vlaamse opiniemakers verwijzen met regelmaat naar Nederland als gidsland, zij het met verschillende invalshoek. Progressieven focussen op wetgeving voor ethische vraagstukken, zoals euthanasie en abortus, of de regelgeving over cannabis. Rechts prijst dan weer de budgettaire orthodoxie en de flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Ook op politiek vlak bewonderen velen de specifieke bestuurscultuur, de grotere transparantie en de verwetenschappelijking van het beleid.
Niettemin taant ook in Nederland het vertrouwen in de overheid. Nog in januari dit jaar bracht de opengebarsten etterbuil van de toeslagenaffaire het kabinet Rutte-III ten val. Nederland ontsnapt evenmin aan de versplintering van het van het politieke landschap. Als gedecentraliseerde eenheidsstaat telt Nederland niet minder dan 17 partijen in de Tweede Kamer sinds de recente verkiezingen, zelfs meer dan in het federale België.
Vorige week zorgde een nieuw incident voor deining in Den Haag. De verontwaardiging werd vooral gewekt door de zwalpende communicatie van minister-president Rutte over de toekomst van het recalcitrante CDA-Kamerlid Peter Omtzigt. Na een lang debat keurde de Tweede Kamer een motie goed om een “gezaghebbende, onafhankelijke informateur met een grotere afstand tot de actuele politiek en de partijen” aan te stellen.
Deze motie is het gevolg van de nieuwe procedure voor de vorming van een regering die Nederland sedert 2012 toepast. Hierbij beslist niet langer het staatshoofd maar de Tweede Kamer over de aanwijzing van verkenners, informateurs en formateur. Volgens pleitbezorgers kreeg de Tweede Kamer hiermee meer zeggenschap en zou er een einde komen aan de geheimhouding en “achterkamertjespolitiek”.
In 2012 was er reeds na 54 dagen een regeerakkoord. In 2017 hadden de onderhandelaars 225 dagen nodig, een record voor Nederland. De lange duur bood evenwel de opportuniteit om de nieuwe formatieprocedure tegen het licht te houden. Daaruit bleek dat de regie van de regeringsvorming niet bij de Tweede Kamer lag, maar bij de onderhandelende fracties. Zij bepaalden of er al dan niet in de Tweede Kamer gedebatteerd werd over de voortgang, selecteerden zelf thema’s die te controversieel zouden zijn voor discussie en beslisten hoe vaak—of liever, hoe zuinig—gecommuniceerd werd. De conclusie was dat de nieuwe procedure niet meer openheid had gebracht. De transparantie hangt immers af van de onderhandelende partijen zelf.
Het valt te betwijfelen of de huidige formatie vlotter zal verlopen, gegeven de valse start. Verschillende partijen gaven bovendien aan geen vertrouwen meer te hebben in de huidige en gedoodverfde nieuwe minister-president Rutte. De zoektocht naar een “gezaghebbend en onafhankelijk” informateur is in dit opzicht veelzeggend.
Toen Nederland in 2012 een nieuwe procedure introduceerde, gingen ook hier stemmen op om een einde te maken aan de rol van de koning bij de regeringsvorming. De discussie over de modernisering van onze monarchie is legitiem.
De uitvoering en de bekrachtiging van wetten is een bevoegdheid die de regering kan uitoefenen. En het genaderecht dat volgens onze grondwet een prerogatief is van de koning wordt best vervangen door een andere regeling.
Toch toont de Nederlandse casus de noodzaak van een “gezaghebbend en onafhankelijk” figuur bij een regeringsvorming, een neutrale arbiter die boven de partijen staat. Koning Filip heeft die rol zowel in 2014 als in 2019 met verve vervuld. In een complex land als het onze met communautaire en andere tegenstellingen is de kans bijzonder klein dat er buiten het staatshoofd iemand in staat is om met het nodige vertrouwen, gezag en discretie gesprekken met de partijen kan voeren om de vorming van een nieuwe regering te faciliteren.
Tekst gepubliceerd op knack.be op 6/04/2021